Het heeft 3,5 jaar geduurd.
3,5 jaar waarin ik dacht dat ik al wist wat herstel was. Dat ik het wel begreep, dat ik er “doorheen” was. Maar herstel laat zich niet op commando begrijpen. Het groeit niet lineair, het vormt zich langzaam — onzichtbaar, onder de huid. En terwijl ik dacht dat ik al jaren hersteld was, was ik eigenlijk pas net begonnen.
De eerste jaren waren vooral stoppen. Niet gebruiken, niet drinken, niet meer verdoven. Alles draaide om niet. Niet meer doen, niet meer willen, niet meer vluchten. En ergens onderweg begon ik te denken dat dát herstel was: de discipline van het niet.
Maar stoppen is geen herstel. Stoppen is overleven met andere middelen.
Het echte herstel begint pas als je weer durft te leven.
En dat moment kwam niet met fanfare of grootse inzichten. Het kwam in stilte. In de manier waarop ik tegenwoordig opsta zonder strijd. In de rust in mijn lijf, waar ooit constant spanning zat. In het besef dat ik niet meer hoef te vluchten in iets, ook niet in mezelf.
Ik dacht altijd dat herstel een gevecht was — dat ik er sterker uit moest komen, wijzer, evenwichtiger. Maar het blijkt eerder een soort zachter worden. Een langzaam loslaten van het idee dat ik iets moet bewijzen, ook niet aan mezelf.
Pas nu begin ik te voelen wat balans betekent. Hoe lang het eigenlijk duurt voordat je hersenen een nieuw evenwicht vinden. Hoe diep de sporen van overleven in je systeem zitten, en hoe voorzichtig herstel ze weer overschrijft.
Er is geen schakelaar die zegt: nu ben je beter. Er is alleen een reeks kleine momenten waarin je ineens merkt dat je anders reageert. Dat je niet meer in paniek schiet van stilte. Dat je kunt genieten zonder verdoving. Dat je jezelf niet meer constant hoeft te corrigeren.
Ik noem mijn verslaafde jaren mijn vorige leven.
Omdat het dat ook was. Een ander ritme, een andere manier van voelen, een andere ik. Ik was er wel, maar half. En alles wat ik deed, stond in het teken van niet voelen, niet missen, niet leeg zijn.
Nu is dat anders.
Ik leef trager. Niet traag als in stilstand, maar traag als in aanwezig. De wereld is zachter, stiller, overzichtelijker. Ik kan op een terras zitten en gewoon zijn, zonder dat mijn hoofd al bij de volgende prikkel is. Ik kan in de sportschool staan en voelen dat ik dat echt wil — niet omdat ik iets wil compenseren, maar omdat het goed voelt om te bewegen.
Soms voelt het bijna alsof ik een nieuw brein heb gekregen.
Een brein dat niet langer alles wil dempen of opvullen, maar gewoon leert zijn eigen rust te dragen. En dat is wennen. Want rust voelt vreemd als je jarenlang hebt geleefd in storm.
Het heeft 3,5 jaar geduurd voordat ik durfde te zeggen dat ik leef. Niet overleef, niet functioneer, maar leef. En ik weet dat ik er nog lang niet ben. Misschien duurt het nog 3,5 jaar voordat ik helemaal land. Misschien ook niet. Maar voor het eerst maakt dat me niet uit.
Want ik hoef er niet meer zo hard naartoe.
Ik ben er al een beetje.
Vind je dit artikel interessant? Laat dan een donatie achter en steun mijn werk! Dankzij jou houd ik mijn artikelen open en toegankelijk voor iedereen – zonder vervelende betaalmuren. Alvast super bedankt!


Laat een reactie achter
Lees Comments